vrijdag 8 maart 2013

Deel 5 van het vervolgverhaal

5 Een schitterend idee

Jammer van die gouden talenten, hij zou ze niet krijgen, want opeens stond hij aan de kust voor een woeste, grijze zee. De zon ging net onder en zette de schuine, puntige daken gemaakt uit stammen in een oranje gloed.
Deze keer droeg hij geweven wollen kleding, een leren riem, een pels over zijn schouders en leren lappen rond zijn voeten en benen. Er woedde een laaiend vuur op het grasveld en overal klonk er vrolijke muziek. De mannen droegen helmen met hoorns, dansten lachend op de ophitsende tonen van de instrumenten en dronken uit grote tinnen kroezen. Vrouwen met bloemenkransen op het hoofd zwierden met hun rokken en dansten om de mannen heen. Wat verder probeerden kinderen over kleinere vuren te springen. De lucht was gevuld met vrolijkheid en met de geur van speenvarkens die boven de vlammen aan een spit werden gebraden. Loewie voelde het tintelen tot in zijn tenen. Hij nam een aanloop en sprong over het vuur. ‘Goed zo Loïc’ riep een roodharige vrouw en ze wuifde naar hem. De grootste onder de mannen maakte zich los uit de dansende groep en kwam naar Loewie gestapt. ‘Loïc, zoon van de derde maan, vandaag is het midzomernacht, het feest waarop we de Goden
gunstig stemmen. Vandaag wil ik je iets belangrijks zeggen. Je bent groot genoeg om de volgende maan mee uit te varen. Maar eerst moet je bewijzen dat je een waardige zoon bent. We zijn op zoek naar vruchtbaar land en voedsel.
Onze laatste plundertochten vielen tegen. De mensen op het vasteland waren gewapend en gingen tot het uiterste. We moeten het anders aanpakken en ervoor zorgen dat de mensen op de vlucht slaan als ze ons zien. Jij bent mijn oudste zoon. Verzin iets waardoor onze rooftochten meer buit zullen opbrengen.’
Loewie wist niet wat ervan te denken. De roodharige vrouw kwam bij hen staan en kuste de hoofdman. Waren dit zijn ouders? Hij keek naar de werktuigen aan zijn gordel. Een kleine hakbijl, een mes en een soort draaiboor. Wat moest hij daarmee? En wat moest hij verzinnen om zijn vader, het stamhoofd van de Vikingen tevreden te stellen?
De fakkels werden aan het vuur aangestoken en de mannen en vrouwen liepen al dansend naar de oever waar enkele boten lagen aangemeerd.
Hij had nog steeds geen antwoord klaar voor zijn vader. Hij bekeek de schepen. Ze waren dertig meter lang en bestonden uit stevige planken en roeiplaatsen voor twintig mannen.Elk schip had een mast met een vlag en een uitkijkpost en ze telden meerdere zeilen. Nu hij de boten had gezien, kreeg hij een idee. Hij herinnerde zich de prent op de kaft van het Vikingboek dat Janne had uitgezocht. Maar voor alle zekerheid draaide hij toch aan de amulet en herhaalde de vraag van zijn Vikingvader.
Weer hoorde hij Janne door een boek bladeren. ‘Janne, ik denk dat ik het antwoord zelf weet!’ Maar Janne was te druk bezig; ze luisterde niet. ‘Loewie, gebruik het gereedschap aan je gordel en maak een akelige kop die mensen afschrikt. Bevestig het aan het schip.’
Hoe eraan te beginnen? Loewie keek naar de donkere wolken boven zijn hoofd. Er was een onweer op komst. De wolken hadden alle soorten vormen: van schapen tot drakenkoppen. Het donderde en de lucht werd bijna zwart. De vrouwen en mannen bleven dansen en zongen een lied over Wodan, de God van de storm. Opeens begon het te regenen, maar het feest ging gewoon door tot het laatste vuur door de regen werd gedoofd. Loewie kon haast niet wachten tot het ochtend was. Vorige week had hij in school met klei nog een draak gemaakt. Met hout moest het ook lukken. Hij snelde naar de schuur, koos een grote blok eikenhout en met hakbijl en mes begon hij het hout te bewerken. Het houten blok veranderde hak na hak in een reusachtige drakenkop.
De volgende dag toonde hij trots de drakenkop aan zijn vader. ‘Vader, bevestig dit aan de hoogste boeg van het schip. De mensen zullen denken
dat er een zeemonster op komst is. Ze zullen op de vlucht slaan.’
Het gezicht van de hoofdman lichtte op. ‘Een schitterend idee. Jij verdient het om mee te gaan!’
Moet ik ook plunderen en mensen doden, vroeg Loewie zich af. Hij wilde hier weg, maar de amulet lichtte niet op. Hoe kon dit? Hij had de opdracht toch vervuld? Jeetje! Hoe moest hij uit deze tijd ontsnappen?
De volgende dag vertrok de drakkar, het schip met de drakenkop, op rooftocht. Loewie moest als toekomstig leider mee. Na zeven lange dagen op zee, vroeg één van de roeiers: ‘Wanneer komen we aan land? ’
Loewie die als jongste bovenaan in de uitkijkpost moest staan, zag nog geen land. Opeens schoot een oud verhaal hem te binnen. In het kleine ruim van het schip zaten enkele duiven en raven in kooien, klaar om geslacht en gestoofd te worden. Hij haalde een raaf uit de mand en liet hem vliegen.
‘He Loïc!’ riep zijn vader. ‘Waarom laat jij onze kostbare maaltijd vliegen!’
Vader, als de raaf land ruikt zal hij ernaar toevliegen en niet meer terugkomen. Dan weten we dat we er bijna zijn. Als we te ver van land verwijderd zijn, zal de raaf terugkomen.’
De mond van zijn vader viel open. Wat een slimme zoon!
Een halve dag later kwamen ze aan bij een vissersdorp aan de Noordzee. De drakenkop deed zijn werk en de mensen liepen luid krijsend van angst weg. De Vikingen gingen aan land. Het zag er erg vruchtbaar uit, want er waren overal landerijen en grote voorraadschuren. Loewie deed de dingen die van hem werden verwacht. Hij trok de lege huizen in en nam alles mee wat ze konden gebruiken. Zakken graan, pluimvee, huisraad, wapens en geldstukken. ‘Ik hoop dat ik hier niet langer moet blijven,’ fluisterde hij in zichzelf. ‘Het feest was leuk, maar plunderen en brandstichten is niets voor mij.’
Op de terugweg vroeg zijn vader: ‘En Loïc, was het een grote buit?’
Nog voor Loewie kon antwoorden, lichtte de amulet op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten